Een stadswandeling met C. Buddingh'
7 juni 2018C. Buddingh’, Kees voor familie en vrienden, is de beroemdste naoorlogse dichter en auteur van Dordrecht. Hij woonde er zijn hele leven (1918-1985) en heeft haar in talloze gedichten en dagboeknotities liefdevol van binnenuit beschreven. Wie al geen bewonderaar van de stad was, wordt het vanzelf wel met een boek van hem in de hand. Zijn oeuvre leent zich dan ook uitstekend voor een zwerftocht langs de rivierkades, de historische havens en andere monumenten.
Het Dordrecht van Buddingh' laat zich aan de hand van zijn poëzie en proza gemakkelijk ontdekken. In het gidsje Een stad is een boek (Walburg Pers, 1998) zijn vier uitvoerige wandelingen beschreven. Met Villa Augustus als vertrekpunt is het ook goed mogelijk om Buddingh’s bescheiden universum op eigen kompas, en in hooguit een uurtje of twee, te doorkruisen. Steek dan eerst de Oranjelaan in zuidwestelijke richting over naar de Indische buurt. De wijk waarin Buddingh’ opgroeide en tot aan zijn overlijden bleef wonen.
Roken bij Ted
Zo bestaat de tabakszaak van Ted Bogers (sinds 1954) op het Vogelplein, waar hij dagelijks zijn kranten haalde en zijn voorraadje sigaren aanvulde, bijvoorbeeld nog altijd. Dagblad De Dordtenaar en Het Vrije Volk hangen er buiten weliswaar niet meer keurig opgevouwen in de rekken, zoals Buddingh’ bij leven en welzijn allicht ook het huidige, met een ‘rooklounge’ uitgebreide winkelinterieur niet meer zou herkennen. Maar wie er naar een achtergelaten spoor van de schrijver en dichter op zoek is, wordt toch wel beloond.
De etalage van Bogers is met veel zorg ingericht als een sigarenmuseumpje. Daarin zijn naast de tinnen blikken, dozen en kistjes met de bolknakken van Schimmelpenninck, de senoritas van Hofnar en de Kampense Uiltjes ook de favorietje rokertjes van Kees Buddingh’, de Dannemanns, in de minicollectie opgenomen.
Herinneringen aan diens trouwe klandizie kunnen elke zaterdagmiddag tussen 16.00 en 17.00 uur bij Bogers worden opgehaald, wanneer liefhebbers in de lounge bijeenkomen voor een sessie ‘Roken met Ted’. De baas steekt dan voor iedere aanwezige een door hemzelf geselecteerde Cubaan, Braziliaan of Hollander in de brand, waarna het – met iets te drinken en zelfs gratis wifi erbij – een uurtje praten en tevreden paffen is met z’n allen.
Liefdesverklaring aan Stientje
De in literaire zin meest tot de verbeelding sprekende voetstappen die Buddingh’ op het Vogelplein heeft liggen, waren evenwel niet van hemzelf, maar die van zijn geadoreerde vrouw Stientje; door hem in 1965 vereeuwigd in het bekende gedicht
Eight days a week
als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat
hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuis instapt:
dan kan ik haar net zo lang nakijken
als wanneer ze halte Vogelplein neemt
en zie ik haar bovendien nog een keer
voorbijkomen in de bus
Tegenover het plein bevindt zich de Riouwstraat, waar de jonge Kees op 7 augustus 1918 op nummer 73 (nu 47) werd geboren en tot aan zijn negende jaar opgroeide. Van daaruit is het slechts een steenworp naar de Bankastraat nummer 60/62, volgens Buddingh’s biograaf Wim Huijser mogelijk het bekendste adres in ons vaderlandse proza. Met name in zijn dagboeknotities maakte Buddingh’ zijn lezers er tot in detail vertrouwd met de gezinsleden, dieren en vrienden met wie hij er zich als ware huismus omringde.
Uit Verveling bestaat niet, 1970:
De heerlijkste tijd van de dag vind ik die tussen elf uur en half één 's avonds, wanneer Stientje al naar bed is, de jongens slapen en ik, met Victor en Sam [zijn poezen] alleen in de kamer zit, een glaasje sherry of marc naast me, lezend, mijn pijprokend, mijmerend. Maar het is alleen de heerlijkste tijd omdat ik weet dat Stientje, Wiebe en Sas boven liggen te slapen. Als dat niet zo was zouden het juist de afschuwelijkste uren zijn.
Dode pissebed
Zijn Vlaamse collega Eddy van Vliet kwam er regelmatig over de vloer en beschreef in het Buddingh’-gedenkboek Een stem om niet te vergeten wat hij er dan aantrof:
‘Het huis aan de Bankastraat 60 betreden, was kijken naar de verfilming van Kees’ gedichten: Stientje, de bruine esdoorn in de voortuin, Sacha en Wiebe op bezoek, de whisky-soda’s, de poezen Peer, Sam, Kootje, de uitslagen van DFC, de sigaartjes, de boeken over cricket, het schaakbord, zijn regenjassen, de gedichten van Dèr Mouw en zelfs de dode pissebed waarover hij met een van melancholie doortrokken vertedering schreef: “Hij ademde dezelfde lucht als wij.”’
Bankastraat 60/62 was Buddingh’s uitvalsbasis voor de kleine stadsdriehoek die hij gedurende zijn leven bestreek. Biograaf Huijser schatte Buddingh’s gemiddelde actieradius tijdens wandelingen door de stad op een hooguit vierkante kilometer. Al mocht de schrijver met Stientje dan graag en vaak vakantievieren in Engeland, reisde hij als vertaaldocent en bestuurslid van De Bezige Bij jarenlang op en neer naar Amsterdam en gaf hij talloze voordrachten in alle uithoeken van het land, als Lebensraum had hij aan zijn eigen stukje Dordrecht meer dan genoeg. Uit Een rookwolkje voor God uit 1982:
Ik vind het prettige van Dordrecht, dat er zo weinig is dat je afleidt. Je loopt rond, je ziet dezelfde straten, dezelfde gezichten, je kunt gewoon door blijven denken zonder veel afgeleid te worden. Als je aan het werk bent, vind ik, is dat plezierig, dat je je bij je werk kunt bepalen en niet ieder ogenblik iets onder je ogen geschoteld krijgt waar je naar kijken moet.
Een en ander nam niet weg dat Buddingh' op zijn route bij wijze van spreken ook geen steen onomgedraaid liet. In zijn miniaturen kon hij uitgebreid stilstaan bij de oorsprong van namen en plekken als het Zakkendragerssteegje en de Sisarijs- of Saringang, om een andere keer uit te zoomen naar een typologie van zijn mede-inwoners:
De echte, oude Dordtenaar was in hart en nieren een eilandbewoner. En niet ten onrechte, want pas in 1938 werd door de gereedkoming van de verkeersbrug over de Maas, het eiland-isolement werkelijk doorbroken. Een wat achterdochtige eilandbewoner, die Dordtenaar, een behoedzaam kat-uit-de-boom-kijker vol, soms gerechtvaardigd, vaak ook ongepast chauvinisme, gezellig voor zijn stadgenoten, maar voor vreemden wat nurksig en moeilijk benaderbaar. Uit: Stad met een Groothoofd, 1968.
Havens zijn om langs te wandelen
Vanzelfsprekend waren de Merwekade en de Hooikade ook menigmaal onderwerp van zijn poëzie en andere ontboezemingen. Zijn rivier- en havengezichten zijn aardig tegen de tand des tijds bestand gebleken, want hoewel er door de decennia heen in Dordrecht veel is afgebroken: de schitterende panorama's vanaf de oevers van de Maas, de Noord en de Merwede zijn onaangetast gebleven. Uit Dordrecht kijken, 1970:
Havens zijn om in te varen en om langs te wandelen. Gevaren wordt er nog steeds: druk - drukker - drukst, maar gewandeld: waar zijn ze, de hele families op zondagmiddag, Pa, Moe en de kinderen, om naar de boten te kijken en het water te zien? De oude schippers, pet over het voorhoofd, stramme benen in een zwartlaken broek, babbelend, mompelend op een bankje, ze sterven uit, langzaam, steed sneller. Maar de havens blijven, met de jachtjes en zeilmotorbootjes, de hoge, steeds mooier want steeds zeldzamer wordende pakhuisgevels. En aan de andere kant, op Maas, Noord en Merwede, de drukste waterverkeersweg van West-Europa, glijden de aken niet langer voorbij, door een tuffend sleepbootje voortgezeuld, maar klieven de duwboten af en aan, (...)
Schatkamertjes
Kees Buddingh' lustte wel een borrel (met name whisky), maar hij was geen uitgesproken caféganger. Zijn vaste ankerplaatsen in de stad waren het gebouw van Tekengenootschap Pictura aan de Voorstraat, waar hij ook een werkkamer had, een aantal niet meer bestaande galeries en andere culturele trefpunten, en niet te vergeten de verschillende boekhandels en antiquariaten, waar hij regelmatig met tassen vol detectives en Engelstalige poëzie en proza de deur uit ging.
De schatkamertjes waar Buddingh' over de drempel stapte bestaan niet meer, maar daarmee is niet gezegd dat het in het oude centrum lang zoeken is naar vergelijkbare eenmanszaakjes. Bovendien kan er achter elk raam daarvan wel een nieuwe of tweedehands bundel van de schrijver worden aangetroffen.
Geen betere stadsgids
Het zal Buddingh' in meer dan één opzicht tevreden hebben gesteld. Zo gedreven als hij in zijn literaire productie was, zo weifelachtig en wankelmoedig kon hij ook zijn als het ging om de erkenning die hem daarin ten deel viel. Anders dan hij zich kort voor zijn dood nadrukkelijk had voorgenomen, heeft Buddingh' zelf de 21-ste eeuw niet gehaald. Maar in elke regel die hij over zijn privéleven en dat als inwoner van Dordrecht op papier heeft gezet, leeft en wandelt hij ondertussen onverminderd voort. Een betere stadsgids kun je je daarom niet wensen:
Het oude Dordt is er ook altijd nog en zal er altijd blijven. De lage huisjes langs de Pottenkade, de pakhuisgevels langs Wolwevershaven en Binnen Kalkhaven, het gezellige drukke geroezemoes op de rivier, altijd mooi, altijd boeiend in alle jaargetijden, de haast Middeleeuwse rust rond het Maartensgat, de Venetiaanse pittoreskheid der Voorstraatshaven - ja, Dordrecht blijft een prachtige stad. Mocht u het niet kennen: kom er eens een kijkje nemen. Uit: Stad met een Groothoofd, 1968.
Ter gelegenheid van het honderdste sterfjaar van Buddingh’ zijn deze lente opnieuw twee bundels van hem verschenen, beide verkrijgbaar in de markt van Villa Augustus. Bazip, Deibel en andere verhalen (Nijgh & Van Ditmar, € 12,99) bevat een selectie van zijn beste verhalen, en Een geluk bij een ongeluk (Rainbow Essentials, € 15) is een keuze uit zijn gedichten. Tijdens de presentatie van laatstgenoemde pocket werd in mei ook een plaquette bij het brugwachterhuisje aan de Leuvebrug onthuld. Buddingh’ werkte er in 1958 aan zijn vertaling van de toneelspelen van Shakespeare.
-
Gezicht op Dordrecht
-
Kees Buddingh' op het Groothoofd
-
De Voorstraatshaven begin vorige eeuw
-
Kalkhaven
-
Etalage van sigarenzaak Bogers op het Vogelplein
-
Woonhuis van Buddingh' aan de Bankstraat 60-62
-
Het brugwachtershuisje bij de Leuvebrug
-
Het zakkendragerssteegje
-
Buddingh' (rood omslag) in de etalages in Dordt
Categorieën: Doen! / Inspiratie